Kars
debuteerde vanuit de gevangenis, schreef graag over erotiek en genot, en
vertaalde Casanova’s memoires meesterlijk.
Theo Kars,
die 10 november overleed, was als mens en als schrijver vóór alles een
non-conformist. Iemand die zich van wet en moraal niet veel aantrok maar leefde
volgens een eigen code, gericht op maximaal zintuiglijk genot. Zijn literaire
werk getuigt ervan. In romans als De
verleider (1969), De
geisha (1972) of Avonturen
op Ibiza (1980) wemelt het van de erotische belevenissen en
veroveringen, merendeels ontleend aan het leven van de schrijver zelf.
Dat
laatste valt af te leiden uit zijn herinneringen, gepubliceerd onder de
karakteristieke titel Memoires van
een slecht mens. In het voorwoord spreekt Kars zijn voorliefde uit
voor personen ‘over wie iedereen schande sprak’, terwijl hij tegelijk bekent
altijd een ‘instinctieve antipathie' te hebben gevoeld voor ‘hele en halve
heiligen als moeder Teresa, majoor Bosschardt en de Dalai Lama [...] Wel, dat
bewijst dat ik niet deug’.
Het staat
er niet allereerst om te provoceren noch uit koketterie - Kars méénde het. In
de omgang was hij een hoffelijk en aimabel mens, maar hoe de wereld over hem
dacht liet hem koud. Goed en kwaad waren toch louter subjectief.
In de
jaren zestig bracht dit non-conformisme hem in de gevangenis, nadat hij met
enkele vrienden de PTT had opgelicht. Het geld gebruikte hij om het zintuiglijk
genot te financieren, maar ook om het tijdschrift Tegenstroom uit te geven, waarin zowat de hele
toenmalige Nederlandse literatuur werd neergesabeld. De geest, toen nog bij
voorkeur polemisch van aard, mocht dus mee genieten.
In de
gevangenis bleek dat een groot voordeel. Het verblijf achter de tralies verloor
veel van zijn nadelen, toen Kars eenmaal ontdekt had hoe geschikt de cel was om
een roman in te schrijven. Zo ontstond De
vervalsers, waarmee hij in 1967 debuteerde. Heel praktisch: een
(nog altijd fascinerende) roman over het misdrijf dat hem in de gevangenis had
doen belanden.
Daarna
heeft hij de cel vaak vrijwillig opgezocht, zij het nu in figuurlijke zin, om
er te schrijven en te vertalen: geestverwanten als Anatole France, Baltasar
Gracián en - vooral - Giacomo Casanova. De twaalf delen van diens Mémoires de ma vie voorzag hij
van een schitterend Nederlands equivalent.
Literatuur
was voor Kars niet alleen een bron van genot, zij heeft hem ook opgevoed nadat
hij zijn ouders en hun gereformeerde moraal vaarwel had gezegd. In Praktisch verstand uit 2003 laat
de schrijver zijn lezers delen in wat de literatuur en het leven hem hadden
geleerd. Het is een boek waar je echt iets aan hebt, zoveel nuttige wenken en
tips bevat het voor iedereen die er prijs op stelt zelf de regie over zijn
leven te voeren. Non-conformisme is bij Kars tevens een oefening in
soevereiniteit.
Dat gaat
tot in de dood, zoals mag blijken uit het lemma over de zelfmoord. Volgens Kars
kan zelfmoord een uiting zijn van ‘levenslust’. Petronius liet zich de aderen
openen tijdens een feestmaal, Henri de Montherlant schoot zich een kogel door
het hoofd toen hij blind dreigde te worden. Ook Theo Kars heeft het moment van
zijn dood zelf gekozen, nadat bij hem een ongeneeslijke ziekte was
geconstateerd. Net als zijn beide literaire voorbeelden stierf hij levenslustig,
dat wil zeggen: zoals hij had geleefd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten