zaterdag 30 oktober 2010

Mijn nieuwe vaderland

Naar aanleiding van de installatie van het nieuwe kabinet schreef Dichter des Vaderlands Ramsey Nasr het gedicht 'Mijn nieuwe vaderland'.


Het uitgangspunt van ‘Mijn nieuwe vaderland’ vormt het lied ‘Wien neerlandsch bloed in d’aders vloeit’, dat tussen 1817 en 1932 ons volkslied was. De tekst werd geschreven door de dichter Hendrik Tollens.



1
Mijn nieuwe vaderland
Wie neerlands bloed in d'aders vloeit
van vreemde smetten vrij
wiens hart voor volk en orde gloeit
verhef uw zang als wij.
Vandaag zien wij weer één van zin
de vlaggen afgestoft.
Vandaag zet ik mijn feestlied in
voor vaderland en schoft.
Ik eer de leiders van mijn land.
Hun vlekkeloos parcours
leert mij wat macht vóór al verlangt:
't geweten van een hoer.
Ik eer mijn leiders hemelhoog
en 't hoogst zit een fascist
die u en mij zolang gedoogt –
zolang als hij beslist.
Beschermt gij, leiders, onze grond
waar vreemde adem gaat
gij die zo rein zijt, kerngezond
en zuiver op de graat.
Wij smeken om een harde hand
in aangewreven haat.
Behoud voor 't lieve vaderland
de blanke natiestaat.
Braakt uit, gij vrienden, vrij van zin
uw krop, uw kreet, uw gal.
Niets is taboe en niets te min
uw bagger minst van al.
Verneder dus wat u niet zint
sla stuk wat niet bevalt
laat zien hoe u dit land bemint
omhels het op zijn smalst.
Hoe klopt ons hart, hoe zwelt ons bloed
bij 't rijzen van dees' toon.
Klonk ooit een zuiverder gemoed
een leger hart zo schoon?
Waar hoorde men die koekoekszang
voor volk en vaderland?
Dat was toen in het landsbelang
een heel volk werd verbrand.


2
Dood nu wat afwijkt van uw bloed
en van uw onderbuik.
Bewaar het niet, verdelg het goed
zodat dit land ontluikt.
Wie hier nog onze mildheid zoekt:
los op in brandend veen.
Waar elk verschil werd opgedoekt
zijn staat en burger één.
Wie neerlands bloed in d'aders vloeit
van vreemde smetten vrij
die fabel staat weer eens in bloei
in dwazen zoals wij.
Veel liever word ik door een volk
van hunnen aangerand
dan mee te gaan in deze kolk
van schoft en vaderland.






Wien Neerlandsch bloed in de aders vloeit,

Van vreemde smetten vrij,
Wiens hart voor land en koning gloeit,
Verheff' den zang als wij:
Hij stell' met ons, vereend van zin,
Met onbeklemde borst,
Het godgevallig feestlied in
Voor vaderland en vorst.
De Godheid, op haar hemeltroon,
Bezongen en vereerd,
Houdt gunstig ook naar onzen toon
Het heilig oor gekeerd:
Zij geeft het eerst, na 't zalig koor,
Dat hooger snaren spant,
Het rond en hartig lied gehoor
Voor vorst en vaderland.
Stort uit dan, broeders, eens van zin,
Dien hoogverhoorden kreet;
Hij telt bij God een deugd te min,
Die land en vorst vergeet;
Hij gloeit voor mensch en broeder niet
In de onbewogen borst,
Die koel blijft bij gebed en lied
Voor vaderland en vorst.
Ons klopt het hart, ons zwelt het bloed,
Bij 't rijzen van dien toon:
Geen ander klinkt ons vol gemoed,
Ons kloppend hart zoo schoon:
Hier smelt het eerst, het dierst belang
Van allen staat en stand
Tot één gevoel in d'eigen zang
Voor vorst en vaderland.
Bescherm, o God! bewaak den grond,
Waarop onze adem gaat;
De plek, waar onze wieg op stond,
Waar eens ons graf op staat.
Wij smeeken van uw vaderhand,
Met diep geroerde borst,
Behoud voor 't lieve vaderland,
Voor vaderland en vorst.
Bescherm hem, God! bewaak zijn troon,
Op duurzaam regt gebouwd;
Blink' altoos in ons oog zijn kroon
Nog meer door deugd dan goud!
Steun Gij den scepter, dien hij torscht,
Bestier hem in zijn hand;
Beziel, o God! bewaar den vorst,
Den vorst en 't vaderland.
Van hier, van hier wat wenschen smeedt
Voor een van beide alleen:
Voor ons gevoel, in lief en leed,
Zijn land en koning één.
Verhoor, o God! zijn aanroep niet,
Wie ooit hen scheiden dorst,
Maar hoor het één, het eigen lied
Voor vaderland en vorst.
Dring' luid, van uit ons feestgedruisch,
Die beê uw hemel in:
Bewaar den vorst, bewaar zijn huis
En ons, zijn huisgezin.
Doe nog ons laatst, ons jongst gezang
Dien eigen wensch gestand:
Bewaar, o God! den koning lang
En 't lieve vaderland.

Geen opmerkingen: